Hoofdstuk 6

 

De week daarop had de verdwijning van Angela Brickell de landelijke kranten gehaald, die allemaal gewag maak­ten van de dood van Olympia in Shellerton twee maan­den tevoren, maar er geen belangrijke conclusies aan ver­bonden.

Angela, las ik, woonde met vijf andere meisjes, die haar als 'wispelturig' omschreven, in een pension van de stal. Een onduidelijke foto van haar toonde het gezicht van een kind, niet dat van een jonge vrouw, en oproepen in de trant van 'Wie heeft dit meisje gezien?' konden met de beste wil van de wereld geen succes hebben opgele­verd als men haar van de krantenfoto's had moeten her­kennen.

Er volgde dan ook geen mededeling dat ze was gevon­den en na een week of zo hielden de knipsels over haar op.

Er waren in het geheel geen knipsels van de maand ju­li, toen de springsport blijkbaar wegens vakantie stillag, maar in augustus begonnen ze opnieuw met diverse ver­slagen van de opening van het nieuwe seizoen in Devon. 'Vickers Vervolgt Victories!'

Nolan had met een van Fiona's paarden gewonnen - 'de bekende amateur, die op borgtocht is vrijgelaten han­gende een aanklacht wegens mishandeling, de dood ten gevolge hebbende... '

Begin september was Nolan wederom in het nieuws geweest, ditmaal als getuige in een onderzoek van de Jockey Club, ter verdediging van Tremayne, die beschuldigd werd van het toedienen van doping aan een van zijn paarden.

Met grote ogen, daar ik Tremayne, ook al kende ik hem nog zo kort, wel de laatste achtte om zijn hele levenswijze om zo'n onbenullige reden in de waagschaal te stellen, las ik dat een van zijn paarden positief was bevonden op sporen van de stimulerende middelen theobromine en caffeïne, allebei verboden stoffen.

Het paard in kwestie had in mei een race voor ama­teurs gewonnen. Het behoorde toe aan Fiona en Nolan had het bereden, maar die zei dat hij er geen idee van had hoe de doping kon zijn toegediend. Hij had die dag zelf toezicht op het paard gehouden, daar Tremayne niet naar de meeting was gegaan. Tremayne had het dier on­der de hoede van zijn hoofdreisknecht en een stalhulp erheen gestuurd, en noch de reisknecht, noch Tremayne wist hoe de drugs waren toegediend. Mevrouw Fiona Goodhaven kon ook geen verklaring geven, hoewel zij en haar man bij de race aanwezig waren geweest.

Het vonnis van de Jockey Club luidde uiteindelijk dat niet viel vast te stellen wie de drugs had toegediend en op welke wijze, daar ze de stalhulp die verantwoordelijk voor het paard was geweest niet meer konden ondervra­gen, daar zij, Angela Brickell, onvindbaar was.

Angela Brickell Allemachtig, dacht ik.

Tremayne was niettemin schuldig bevonden aan de aanklacht en tot een boete van vijftienhonderd pond ver­oordeeld. Een tik op zijn vingers, leek het.

Na afloop van het onderzoek had Tremayne zijn schouders opgehaald en gezegd: 'Zulke dingen gebeuren nu eenmaal.'

De stof theobromine kon, becommentarieerde de ver­slaggever, evenals caffeïne, gewoonlijk in chocolade wor­den aangetroffen. Zo zo, dacht ik. In de paardensport be­leefde je nog eens wat.

De rest van het jaar leek daarna een anticlimax, alhoe­wel ze een hele reeks opmerkelijke overwinningen had­den geboekt. 'Stal in topvorm', 'Vaart blijft erin bij Vickers' en 'Steeds meer Vicktories', afhankelijk van de krant of het tijdschrift dat men las.

Ik werkte mij door de rest van het jaar heen en zat wat na te peinzen, toen Tremayne binnen kwam gebeend met de kou van het heuvelland nog in zijn kleren.

'Hoe gaat het?' vroeg hij.

Ik wees naar de stapel knipsels naast de doos. 'Ik zat het afgelopen jaar te lezen. Al die overwinningen.'

Hij glunderde. 'Alles wilde lukken. Ongelooflijk. Soms gaat alles goed. Andere jaren krijg je een virus, paarden storten in, eigenaren gaan dood, maak je een afschuwelij­ke tijd door. Zit er allemaal in.'

'Is Angela Brickell ooit komen opdagen?' vroeg ik.

'Wie? O, die. Nee, stom klein kreng. God mag weten waar ze uithangt. Iedereen in de rensportwereld weet dat je paarden in training geen chocola moet geven. Eigenlijk jammer, ze zijn er dol op. Iedereen weet ook dat een paard door een enkele Marsreep geen race zal winnen, maar chocola is volgens de reglementen nu eenmaal een stimulerend middel, punt uit.'

'Zou het meisje problemen hebben gekregen als ze ge­bleven was?'

Hij lachte. 'Met mij in elk geval. Ik zou haar ontslagen hebben, maar ze was al weg voordat ik hoorde dat het paard positief was bevonden. Het was een routinetest - ze testen alle winnaars.' Hij zweeg en nam plaats op een stoel tegenover mij aan tafel, terwijl hij peinzend naar een hoop knipsels staarde. 'Het had iedereen kunnen zijn, weet je. Iedereen hier op het erf. Of Nolan zelf, hoe­wel de hemel mag weten waarom.' Hij haalde zijn schou­ders op. 'Hoe dan ook, het gebeurt vaak, omdat de test­technieken tegenwoordig zo fijn ontwikkeld zijn. Trai­ners worden godzijdank niet meer automatisch ge­schorst wanneer er bij de analyse merkwaardige dingen aan het licht komen. Het moet echt de spuigaten uit lo­pen, en niet zomaar als een ongelukje kunnen worden uitgelegd. Maar het blijft altijd een risico dat iedere trai­ner loopt. Het risico van schurken. Van doodgewone kwaadwilligheid. Je neemt alle voorzorgen die je kunt en blijft bidden.'

'Dat zal ik in het boek zetten, als je wilt.'

Hij keek mij peinzend aan. 'Ik geloof dat ik toch nog een goede schrijver heb gevonden.'

Ik schudde mijn hoofd. 'Je hebt iemand gevonden die zijn best zal doen.'

Hij glimlachte met iets van voldoening en na de lunch (rosbiefsandwiches) gingen we weer aan de slag met het op de band opnemen van zijn jeugd met zijn excentrieke vader. Tremayne scheen geen psychische schade te heb­ben overgehouden aan de wrede grappen van zijn vader. Zo was hij in Leicester uitgehuurd als tuigpoetser bij een familie die op de vossenjacht ging en een jaar later als stalknecht bij een polospeler in Argentinië.

'Maar dat was kindermishandeling,' protesteerde ik.

Tremayne grinnikte onverschillig. 'Ik werd niet afge­beuld, als je dat soms bedoelt. Mijn vader verhuurde me, streek al het geld op dat ik verdiende en gaf me een paar lellen met zijn rottinkje wanneer ik zei dat het niet eerlijk was. Nu, het was ook niet eerlijk. Hij vertelde me dat dat een waardevolle les was, dat de wereld niet eerlijk in el­kaar zat. Verwacht nooit eerlijkheid in het leven. Ik vertel jou nu wat hij tegen mij zei, maar jij hebt geluk, ik zal het niet in je ranselen.'

'Ben je van plan me te betalen?'

Hij lachte bulderend. 'Je hebt Ronnie Curzon om daarop toe te zien.' Hij bleef nog even doorgrinniken. 'Heeft je vader jou ooit geslagen?'

'Nee, daar moest hij niets van hebben.'

'Ik ook niet, bij god. Ik heb Perkin of Gareth nooit ge­slagen. Ik kon het niet. Ik herinner me hoe het voelde. Maar daar staat weer tegenover dat hij me meenam naar Argentinië en de hele wereld rond. Ik zag een heleboel dingen die een Engelse jongen nooit te zien krijgt. Ik miste een hoop schoollessen. Hij was ongetwijfeld gek, maar hij gaf me een onschatbare opvoeding en ik zou het voor geen geld hebben willen ruilen.'

'Je had een behoorlijk taai karakter,' zei ik.

'O, beslist.' Hij knikte. 'Dat heb je in dit leven wel no­dig.'

Misschien dat je dat nodig had, bepeinsde ik, maar taaie karakters lagen niet voor het oprapen. Veel kinde­ren zouden eronderdoor zijn gegaan, terwijl Tremayne ervan leerde en gedijde. Zijn stoïcisme stond mij wel aan en ik begon steeds meer waardering voor hem te krijgen.

In de loop van de middag, toen we gestopt waren met opnemen, leende hij me zijn Volvo om in Didcot het pak­ket boeken van het station te halen en boodschappen te doen, waarbij hij mij adviseerde als het even kon niet te slippen en in een sloot te rijden. De wegen waren echter een ietsje beter en het was niet meer zo gemeen koud, hoewel de weervoorspellers nog steeds van aanhoudende vorst spraken. Ik deed met luxueus rinkelende beurs boodschappen en haalde de boeken op, waarna ik naar Shellerton terugreed, waar Tremayne nog steeds buiten op het erf met zijn avondronde bezig was.

Hij kwam samen met Mackie het huis binnen, beiden stampvoetend en op hun vingers blazend, terwijl ze de conditie van de paarden bespraken.

'Jij kunt morgenochtend beter Selkirk nemen,' zei Tremayne tegen haar. 'Hij is momenteel een beetje te vurig voor zijn stalknecht.'

'Goed.'

'En ik ben vergeten tegen Bob te zeggen dat de stalhulpen twee dekens op hun dieren moeten leggen als ze al­leen maar drafoefeningen doen.'

'Ik zal het hem zeggen.'

'Mooi.'

Hij zag mij in de keuken bezig met het wegbergen van de voorraden en vroeg of de boeken waren aangekomen. Inderdaad, zei ik.

'Prachtig. Breng ze in de familiezitkamer. Kom op, Mackie, gin-tonic.'

De grote houtblokken in de open haard van de fami­liezitkamer doofden nooit helemaal - Tremayne schopte de gloeiende brokken houtskool bij elkaar en legde er een paar kleine takken en een vers blok beukenhout op om het vuur opnieuw te doen oplaaien. De avond verliep als beide vorige keren en Perkin kwam alsof hij geroepen was binnen en pakte zijn cola uit de keuken.

Met voor mij vleiende gretigheid opende Tremayne het pakket boeken en gaf er een paar aan Mackie en Perkin. Mij kwamen ze zo bekend voor, maar de anderen le­ken stomverbaasd, hoewel ik niet precies wist waarom.

Ze waren iets groter dan pocketboeken, meer de maat van videocassettes, en hadden glanzend witte, harde banden met de titel in felle kleuren met zwart contour: Heelhuids terug uit het oerwoud in groen, Heelhuids terug uit de woestijn in oranje, Heelhuids terug van zee in blauw, Heelhuids terug uit het ijs in paars, Heelhuids terug van sa­fari in rood, Heelhuids terug uit de wildernis in vlam­mend roestbruin.

'Zal ik barsten,' zei Tremayne. 'Echte boeken.'

'Wat had je dan verwacht?' vroeg ik.

'Och... brochures, denk ik. Dunne pocketboekjes mis­schien.'

'Het reisbureau wilde ze glanzend hebben,' legde ik uit, 'en ook praktisch.'

'Er moet een hele hoop werk in zijn gaan zitten,' merk­te Mackie op, terwijl ze IJs doorbladerde en de illustraties bekeek.

'Eerlijk gezegd staan er een hoop herhalingen in,' zei ik. 'Ik bedoel, een heleboel overlevingstechnieken zijn dezelfde, waar je je ook bevindt.'

'Welke bij voorbeeld?' vroeg Perkin, als altijd een tikje uitdagend.

'Vuur maken, water zoeken, een schuilhut bouwen. Dat soort dingen.'

'Het zijn fascinerende boeken,' zei Mackie, die nu in Zee zat te kijken, 'maar hoe vaak spoelen er tegenwoordig nog mensen op onbewoonde eilanden aan?'

Ik glimlachte. 'Niet vaak. Het is alleen het idee van overleven dat de mensen aantrekt. Er zijn scholen waar je in je vakantie overlevingscursussen kunt volgen. Feitelijk is de dodelijkste plek een Britse berghelling in de ver­keerde kleding tijdens een koude mist. Heel wat mensen overleven dat jaarlijks niet.'

'Jij wel?' vroeg Perkin.

'Jawel, maar ik zou daar om te beginnen niet in de ver­keerde kleding heen gaan.'

'Overleven begint voor je vertrekt,' zei Tremayne, ter­wijl hij de eerste bladzij van Oerwoud las - hij keek ge­amuseerd op en citeerde: 'Overleven is een geestelijke in­stelling.'

'Ja.'

'Die bezit ik,' zei hij.

'Inderdaad.'

Alledrie zaten ze met veel interesse in de boeken te le­zen, waarbij ze lukraak hoofdstukken opsloegen, een paar bladzijden verder bladerden en stopten om aan­dachtiger te lezen - daarmee de overtuiging van het reis­bureau onderschrijvend, dacht ik, dat de op het terug-naar-de-natuur gebaseerde overlevingstechnieken een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenden op de op alle mogelijke manieren in de watten gelegde moder­ne cultuurmensen, zolang ze ze maar nooit in alle ernst in de praktijk hoefden te brengen.

Gareth kwam het vredige tafereeltje binnengestormd als een repeterende poltergeist.

'Waar zijn jullie allemaal zo druk mee bezig?' wilde hij weten, en toen hij de boeken ontwaarde: 'Jeminee. Ze zijn gekomen!'

Hij graaide Heelhuids terug uit de wildernis ertussenuit en dook erin, en ik zat wijn te drinken en mij af te vragen of ik ooit nog vier mensen zou zien zitten lezen in De lan­ge weg terug.

'Dat liegt er niet om,' zei Mackie na een poosje, terwijl ze haar boek het zakken. 'Dieren villen en van de inge­wanden ontdoen, ajasses.'

'Als je omkwam van de honger zou je het doen,' zei Tremayne.

'Ik zou het wel voor je doen,' zei Gareth.

'Ik ook,' zei Perkin.

'Dan zal ik ervoor zorgen niet ergens te stranden zon­der jullie beiden.' Ze plaagde ze liefkozend. 'En ik blijf dan wel in het kamp om maïs te malen.' Ze sloeg met ge­speelde schrik haar hand voor haar mond. 'Lieve hemel, mogen de feministes me vergeven.'

'Al die prikken lijken me maar niks,' klaagde Gareth, die niet geïnteresseerd was in mannelijke en vrouwelijke rolverdelingen.

'Liever de prikken dan de ziekten, staat hier,' zei Tremayne.

'O, nou ja.'

'En jij bent al ingeënt tegen tetanus.'

'Ik geloof het wel,' gaf Gareth toe. Hij keek mij aan. 'Heb jij al die prikken gehad?'

'Helaas wel.'

'Ook tetanus?'

'Die vooral.'

'Er staat een ontzettende hoop in over eerste hulp,' zei hij, terwijl hij de bladzijden omsloeg. 'Hoe je bloedingen moet stelpen... drukpunten. Een hele plattegrond van de bloedvaten. Hoe te handelen bij vergiftigingen... houts­kool slikken.' Hij keek op. 'Meen je dat?'

'Jawel,' zei ik. 'In water schrapen en opdrinken. De koolstof zorgt ervoor dat sommige vergiften zonder na­delige gevolgen door de ingewanden gaan, als je geluk hebt.'

'Goeie god,' zei Tremayne.

Zijn jongste zoon las verder. 'Hier staat dat je urine kunt drinken als je het destilleert.'

'Gareth!' riep Mackie met een vies gezicht uit.

'Nu, het staat er. "Urine is steriel en kan geen ziekten veroorzaken. Kook het en condenseer de damp, die dan uit zuiver gedestilleerd water bestaat, volkomen veilig om te drinken.'"

'John, toe nou!' protesteerde Mackie.

'Het is waar,' zei ik glimlachend. 'Gebrek aan water kan fataal zijn. Als je een vuur hebt maar geen water, weet je nu wat je moet doen.'

'Ik zou het niet kunnen.'

'Overleven is een geestelijke instelling,' herhaalde Tremayne. 'Je weet niet waartoe je in staat bent, tot je ervoor komt te staan.'

'Heb jij het ooit gedronken?' vroeg Perkin aan mij.

'Gedestilleerd water?'

'Je begrijpt best wat ik bedoel.'

Ik knikte. 'Jawel. Om het uit te proberen voor de boe­ken. En ik heb ook alle mogelijke andere dingen gedestil­leerd. Smerig oerwoudwater. Natte modder. Zeewater, dat vooral. Als de oorspronkelijke vloeistof waterig is en niet gist, dan is het destillaat zuiver H2O. En wanneer zee­water droogkookt houd je zout over, dat ook nuttig is.'

'En als de oorspronkelijke vloeistof gist?' vroeg Gareth.

'Dan krijg je alcohol.'

'O ja, dat heb ik geloof ik op school geleerd.'

'Gin-tonic in de wildernis?' vroeg Tremayne.

'Ik zou je in de wildernis zeker dronken kunnen voe­ren,' zei ik geamuseerd, 'maar voor echte gin heb je jene­verbesstruiken nodig en voor tonic kinine van kinabomen, en ik geloof niet dat die allebei op dezelfde plaats groeien, maar je weet maar nooit.' Ik zweeg een moment. 'IJsblokjes zouden in het regenwoud een probleem kun­nen opleveren.'

Tremayne lachte diep in zijn keel. 'Heb je ooit op dit alles vertrouwd om je leven te redden?'

'Niet helemaal,' zei ik. 'Ik heb weken aan één stuk vol­gens deze technieken geleefd, maar iemand wist altijd ongeveer waar ik uithing. Ik had ontsnappingsroutes. Ik moest in principe uittesten wat uitvoerbaar en mogelijk en verstandig was in elk gebied waarheen het reisbureau avontuurlijke vakanties wilde organiseren. Ik heb bij voorbeeld nooit hoeven overleven na een vliegramp in de bergen.'

In 1972 was er een vliegramp in de Andes geweest waarbij mensen om in leven te blijven andere mensen hadden opgegeten. Het leek mij echter beter dat maar niet aan Mackie te vertellen.

'Maar ging het nooit verkeerd?' vroeg ze.

'Soms.'

'Zoals? Vertel op.'

'Nu... zoals door insecten gebeten worden en dingen eten waar ik niet tegen kon.'

Ze keken allemaal alsof dat dingen van alledag waren, maar ik was een paar keer zo ziek geweest, dat ik er niet graag aan terugdacht.

Ik zei op wat dramatischer toon, maar evenzeer naar waarheid: 'In Canada heeft een beer eens mijn bivak ver­nield, waarna hij er nog dagenlang bleef rondhangen. Ik kon niet meer bij de spullen die ik nodig had. Dat was wel eventjes precair.'

'Meen je dat?' vroeg Gareth met open mond.

'Er is verder niets gebeurd,' zei ik. 'De beer is gewoon weggegaan.'

'Was je niet bang dat hij terug zou komen?'

'Ik heb mijn boeltje gepakt en ben ergens anders heen gegaan.'

'Wauw,' zei Gareth.

'Beren eten mensen,' zei zijn broer om hem in te to­men. 'Haal je niet in je hoofd John na te doen.'

Tremayne keek toegeeflijk naar zijn zoons. 'Hebben jullie nooit gehoord van plaatsvervangend plezier?'

'Nee,' zei Gareth. 'Wat is dat?'

'Dromen,' opperde Mackie.

'Iemand anders de ontberingen voor je laten lijden,' zei Perkin.

'Gun Gareth zijn dromen,' knikte Tremayne. 'Dat is heel normaal. Ik veronderstel geen moment dat hij op de berenjacht gaat.'

'Jongens doen vaak stomme dingen en Gareth vormt daarop geen uitzondering.'

'Hé,' protesteerde zijn broer. 'Hoor eens wie dat zegt! Wie klom er op het dak en kon niet meer omlaagkomen?'

'Hou je mond,' zei Perkin.

'Hou nou eens even op, jullie tweeën,' zei Mackie ver­moeid. 'Waarom maken jullie altijd ruzie?'

'We zijn nog niets vergeleken bij Nolan en Lewis,' zei Perkin. 'Die kunnen echt gemeen zijn.'

Mackie zei peinzend: 'Ze hebben geen ruzie gehad sinds de dood van Olympia.'

'Niet waar wij bij waren,' gaf haar man toe, 'maar je weet niet wat ze onder elkaar gezegd hebben.'

Aarzelend, omdat het mij eigenlijk niet aanging, vroeg ik: 'Waarom maken ze ruzie?'

'Waarom maken mensen ruzie?' zei Tremayne. 'De kwestie is dat die twee elkaar benijden. Je hebt ze gister­avond ontmoet, nietwaar? Nolan heeft het voorkomen en het elan, Lewis is een zuiplap met hersens. Nolan is moedig en dom, Lewis is een fysieke mislukking, maar wanneer hij nuchter is, is hij een tovenaar in geldzaken. Nolan is een fantastisch goed schutter, Lewis mist iedere fazant waar hij op mikt. Lewis zou graag net als de ge­vierde amateur-jockey zijn en Nolan zou graag een af­zichtelijk rijke yuppie zijn. Geen van beiden zal er ooit in slagen, maar dat maakt geen einde aan de jaloezie.'

'Je oordeelt te hard over ze,' mompelde Mackie.

'Maar je weet dat ik gelijk heb.'

Ze ontkende het niet, maar zei: 'Misschien dat die Olympia-geschiedenis hen dichter bij elkaar heeft ge­bracht.'

'Je bent een lieve meid,' zei Tremayne. 'Jij ziet het goede in iedereen.'

Perkin zei: 'Handen af van mijn vrouw,' wat al dan niet als grap bedoeld kon zijn. Tremayne verkoos het luchtig op te nemen en het leek mij dat hij onderhand wel gewend moest zijn aan de hinderlijke bezitsdrang van zijn zoon.

Hij wendde zich van Perkin tot mij en vroeg, terwijl hij snel van onderwerp veranderde: 'Kun je goed paardrij­den?'

'Eh...' zei ik, 'ik heb nog nooit een renpaard bereden.'

'Wat dan wel?'

'Rijpaarden, paarden op een vakantieboerderij, po­ny's, arabieren in de woestijn.'

'Hm.' Hij dacht na. 'Zin om morgenochtend op mijn rijpaard mee te gaan naar het oefenen? Laat maar eens zien wat je kan.'

'Oké.' Het klonk waarschijnlijk nogal halfhartig, want hij vroeg meteen: 'Lijkt het je niet?'

'Ja, graag.'

'Mooi dan,' knikte hij. 'Mackie, zeg tegen Bob dat hij Touchy laat opzadelen voor John, mocht je eerder op het erf zijn dan ik.'

'Goed.'

'Touchy heeft de Cheltenham Gold Cup gewonnen,' vertelde Gareth mij.

'Is het heus? Wat je een rijpaard noemt.'

'Maak je geen zorgen,' glimlachte Mackie. 'Hij is nu vijftien jaar oud en haast een heer.'

'En hij laat vrijdags geregeld mensen in het stof bijten,' zei Gareth.

Met een bang voorgevoel liep ik de volgende ochtend, vrijdag, naar buiten, het erf op, in rijbroek, laarzen, ski-jack en handschoenen. Ik had bijna twee jaar niet op een paard gezeten en mij de terugkeer in het zadel, wat Mackie ook mocht beweren, anders voorgesteld dan op een kampioen-steeple-chaser, gepensioneerd of niet.

Touchy was groot met opvallende spierbundels - dat moest ook wel, dacht ik, om het gewicht van Tremayne te dragen. Bob Watson gaf mij een grijns, een helm en een knietje, en de grond leek een heel eind weg.

Nu ja, dacht ik. Amuseer je. Ik had gezegd dat ik kon paardrijden - dit was het moment het te bewijzen. Tremayne, die met schuin gehouden hoofd goedkeurend toekeek, vertelde mij dat ik mijn plaats achter Mackie moest innemen, die de groep zou aanvoeren. Hijzelf zou de tractor rijden. Ik kon zodra alle anderen klaar waren met hun werk Touchy in een snelle handgalop meenemen langs de galopbaan van houtspaanders.

'Goed,' zei ik.

Hij glimlachte flauwtjes en liep weg, en ik pakte de teugels op en hoopte met een paar inwendige verzuch­tingen geen modderfiguur te slaan.

Bob Watson verscheen weer naast mij.

'Hou hem verzameld wanneer je op de galopbaan van start gaat,' zei hij, 'anders rukt hij de armen uit je lijf.'

'Bedankt,' zei ik, maar hij was alweer weg.

'Allemaal naar buiten,' zei hij, en ze kwamen allemaal uit hun boxen, met kringelende adempluimen rondstap­pend in het lamplicht, terwijl Bob de stalknechts met een knietje in het zadel hielp, alles net als tevoren, behalve dat ik nu ook een van hen was, ook deel uitmaakte van het tafereel, alsof ik mij in een schilderij van Munnings be­vond, niet te geloven.

Ik volgde Mackie het erf af en de weg over naar het pad door het heuvelland, en merkte dat Touchy door lange ervaring wist wat hij moest doen, maar dat hij beter op een drukje met de kuiten reageerde dan op harde rukken aan zijn harde oude mond.

Mackie draaide zich onderweg een paar keer om, alsof ze zich ervan wilde vergewissen dat ik niet in rook was opgegaan, en keek toe hoe ik met de anderen rondstapte, terwijl het langzaam licht werd en we wachtten tot Tremayne de top van de heuvel had bereikt.

Ze kwam naast mij en vroeg: 'Waar heb je rijden ge­leerd?'

'In Mexico,'zei ik.

'Van een Spanjaard?'

'Ja, inderdaad.'

'En liet die je met gebogen armen rijden?'

'Ja, hoe weet je dat?'

'Dat dacht ik al. Nu, druk met oude Touchy je armen in je zij.'

'Bedankt.'

Ze glimlachte en reed weg om toezicht te houden bij het in plukjes van twee en drie verdelen van de groep voor de galop.

Alles was nog steeds met een dun laagje sneeuw bedekt en het was wederom een heldere morgen, snijdend, schitterend koud. Een dageraad in januari op de Downs om nooit te vergeten als je het eenmaal had meege­maakt.

Groepje na groepje gingen de paarden van start langs de baan van houtspaanders, tot alleen Mackie en ik over waren.

'Ik zal rechts van je blijven,' zei ze, terwijl ze achter mij kwam. 'Dan kan Tremayne zien hoe je rijdt.'

'Ontzettend bedankt,' zei ik ironisch.

'Je doet het heel goed.'

Opeens begon ze te zwaaien in het zadel, en ik stak mijn hand uit om haar te ondersteunen.

'Voel je je goed?' vroeg ik bezorgd. 'Je had langer rust moeten nemen na die klap op je hoofd.' Ze was doods­bleek. Grote ogen. Angstaanjagend.

'Nee... ik... ' Ze haalde hortend adem. 'Ik voelde me al­leen... o... o...'

Ze begon weer te zwaaien en leek op het punt van flauwvallen. Ik boog mij naar haar toe en sloeg mijn rechterarm om haar middel, haar stevig vasthoudend om te voorkomen dat ze viel. Ze zakte met haar gewicht slap tegen mij aan tot ik haar geheel ondersteunde, en daar ze een arm door haar teugels gestoken hield, werd haar paard dicht tegen het mijne aan getrokken, zodat hun hoofden elkaar haast raakten.

Ik pakte haar teugels met mijn linkerhand beet en hield haar met mijn rechter stevig vast, en haar paard be­woog zijn romp zijdelings van me vandaan tot ze hele­maal uit haar zadel gleed en half over mijn knie en Touchy's schoft lag, alleen door mijn greep tegen omlaagvallen behoed.

Ik kon haar niet laten glippen en ik kon ook niet afstij­gen zonder haar te laten vallen, en dus trok ik haar met beide handen op Touchy omhoog, tot ze half zittend, half over de voorkant van mijn zadel liggend in mijn armen hing. Touchy vond het maar niets en Mackies paard was schichtig teruggedeinsd voorzover de lengte van zijn teu­gels het toeliet en stond op het punt op hol te slaan, en ik begon mij af te vragen of ik hem maar niet beter kon la­ten gaan, ondanks de ijzige gevaren die overal loerden. Ik zou Touchy dan misschien met zijn dubbele last stap­pend terug kunnen brengen naar de stal en er zou mis­schien geen groter ramp aan de hand zijn dan Mackies bewusteloosheid. De noodzaak hulp voor haar te halen maakte meer dingen mogelijk dan ik had kunnen den­ken.

Ik gaf Touchy een niet mis te verstaan teken met mijn been en hij sloeg gewillig de weg naar huis in. Ik besloot Mackies paard vast te blijven houden zo lang hij mee wil­de lopen en als door een wonder kreeg hij in de gaten dat hij naar huis ging en besloot niet verder tegen te stribbe­len.

We hadden op deze wijze misschien drie passen afge­legd, toen Mackie haar ogen opende en volledig tot be­wustzijn kwam, alsof er een lamp werd aangedraaid.

'Wat is er gebeurd...?'

'Je bent flauwgevallen. Je viel precies deze kant op.'

'Dat kan niet.' Maar ze kon zien dat het waar moest zijn. 'Laat me zakken,' zei ze. 'Ik voel me ontzettend mis­selijk.'

'Kun je staan?' vroeg ik bezorgd. 'Laat mij je op deze wijze naar huis brengen.'

'Nee.' Ze wentelde zich tegenstribbelend op haar buik en liet zich langzaam omlaagglijden tot haar voeten de grond raakten. 'Wat een stom iets,' zei ze. 'Ik voel me nu goed, echt waar. Geef me mijn teugels.'

'Mackie...'

Ze draaide zich opeens om en moest hevig overgeven in de sneeuw.

Ik sprong met de teugels van beide paarden in mijn hand van Touchy en probeerde haar te helpen.

'God,' zei ze zwak, terwijl ze naar een zakdoek zocht. 'Ik moet iets verkeerds hebben gegeten.'

'Niet door mijn kookkunst.'

'Nee.' Ze vond de zakdoek en glimlachte heel even. Zij en Perkin waren de vorige avond niet gebleven voor de gegrilde kip. 'Ik voel me al een paar dagen niet lekker.'

'Hersenschudding,' zei ik.

'Nee, zelfs daarvóór al. De spanning vanwege het pro­ces, denk ik.' Ze haalde een paar maal diep adem en snoot haar neus. 'Ik voel me nu weer helemaal goed. Ik snap er niets van.'

Ze keek mij verward aan en ik kon de gedachte heel duidelijk bij haar zien opkomen en haar gezicht zien op­klaren van verbazing en hoop... en vreugde.

'O!' zei ze verrukt. 'Denk je... Ik bedoel, ik voel me deze week iedere ochtend al misselijk... en na twee jaar probe­ren rekende ik al nergens meer op, en trouwens, ik wist niet dat je er meteen in het begin al zo ziek van kon zijn... Ik bedoel, ik had zelfs geen vermoeden... ik ben altijd ontzettend onregelmatig.'

Ze zweeg en lachte. 'Zeg niets tegen Tremayne. Ook niet tegen Perkin. Ik wacht nog even af tot ik zekerheid heb. Maar ik ben er zeker van. Het verklaart allerlei merk­waardige dingen die de afgelopen week gebeurd zijn. Zo­als jeukende tepels. Mijn hormonen moeten in opstand zijn. Ik kan het haast niet geloven. Ik heb een gevoel of ik barst.'

Ik dacht niet dat ik ooit eerder zo'n pure, ongecompli­ceerde opgetogenheid bij iemand had gezien en was ont­zettend blij voor haar.

'Wat een openbaring!' zei ze. 'Alsof een engel het aan­kondigt... als dat geen blasfemie is.'

'Koester niet te veel hoop,' waarschuwde ik.

'Doe niet zo dom. Ik weet het.' Ze leek opeens in de ga­ten te krijgen waar we stonden. 'Tremayne zal zich doodongerust maken dat we nog niet zijn komen opda­gen.'

'Ik zal erheen rijden en hem vertellen dat je je niet lek­ker voelt en naar huis bent gegaan.'

'Nee, geen sprake van. Ik voel me prima. Ik heb me van mijn leven nog nooit beter gevoeld. Ik voel me overstel­pend en verrukkelijk goed. Help me in het zadel.'

Ik zei haar dat ze moest gaan rusten, maar ze weigerde obstinaat en uiteindelijk zwichtte ik voor haar oordeel en tilde haar als een veertje in het zadel, waarna ik zelf te­rugkrabbelde op Touchy's brede rug. Ze pakte haar teu­gels op alsof er niets gebeurd was en ging in een midden­galop over de houtspaanders van start, terwijl ze achteromkeek of ik volgde. Ik volgde haar in de verwachting dat we dit gezapige tempo het hele eind zouden volhou­den, maar ze versnelde onmiddellijk toen ik bij haar was en ik wilde niet achterblijven en zeggen: wacht nou eens even, ik heb dit een hele poos niet gedaan en zou er wel eens af kunnen vallen. In plaats daarvan drukte ik zoals bevolen mijn ellebogen in mijn zij en vertrouwde op mijn goede gesternte.

Tegen het eind zette Mackie haar paard met een schop tot een regelrechte galop aan en met die snelheid dender­den we allebei langs Tremayne. Ik was mij vaag bewust van zijn brede gestalte op het lage uitzichtheuveltje, hoe­wel al mijn aandacht gericht was op balans, houvast en wat er tussen Touchy's oren voor mij lag.

Touchy vertraagde goddank toen Mackie dat ook deed en hield goedmoedig in zonder zijn berijder, ook al was het vrijdag, in het stof te laten bijten. Ik was buiten adem en opgewonden en ik achtte het niet onmogelijk dat ik het na nog een paar van zulke hachelijke ritten leuk zou gaan vinden.

'Waar bleven jullie verdorie?' wilde Tremayne van mij weten, terwijl hij op ons en de rest van de groep toe kwam gelopen. 'Ik dacht al dat de moed je was ontzon­ken.'

'We hebben gewoon wat gepraat,' zei Mackie.

Tremayne keek naar haar gloeiende gezicht en trok waarschijnlijk de verkeerde conclusie, maar zei verder niets. Hij zei tegen allemaal dat ze langs de galopbaan te­rug moesten rijden en daarna als gewoonlijk afstijgen en verder met de paarden aan de teugel teruglopen naar huis.

Mackie nam haar plaats aan de kop weer in en vroeg of ik achteraan wilde rijden, om erop te letten dat iedereen veilig thuiskwam, hetgeen ik deed. Tremayne volgde ons op een afstand langzaam met de tractor.

Hij kwam stampend de keuken binnen waar ik sinaas­appelsap te voorschijn haalde en vroeg zonder inleiding bars: 'Waar hebben Mackie en jij over gepraat?'

'Dat zal ze je zelf wel vertellen,' glimlachte ik.

'Mackie is geen spekje voor jouw bekje,' zei hij strijd­lustig.

Ik zette de kan sinaasappelsap neer en kwam overeind, niet wetend wat ik moest antwoorden.

'Als je bedoelt of ik Mackie graag mag,' zei ik, 'dan is het antwoord ja, het is een reuze meid. Maar inderdaad geen spekje voor mijn bekje. We hebben niet geflirt, el­kaar opgevrijd, of hoe je het wilt noemen. Zeer beslist niet.'

Na enig knarsetanden zei hij: 'Goed dan,' en het leek mij dat hij op zijn manier even bezitterig was waar het Mackie betrof als Perkin.

Even later scheen hij het, terwijl hij op het geroosterde brood zat te kauwen dat ik voor hem gemaakt had, al­weer vergeten.

'Als je wilt kun je iedere ochtend mee uitrijden,' zei hij.

Hij kon zien dat ik in mijn schik was. 'Heel graag,' zei ik.

'Afgesproken dan.'

De dag vergleed op de intussen min of meer gebruike­lijke manier - knipsels, rosbiefsandwiches, bandopna­men, een drankje 's avonds, de thuiskomst van Gareth, avondmaal klaarmaken. Dee-Dee's achterdocht jegens mij was verdwenen - die van Perkin niet. Tremayne scheen mijn verzekering van die ochtend geaccepteerd te hebben en Mackie glimlachte in haar tonic zonder tik en ontweek zorgvuldig mijn blik, uit angst dat ze zou verra­den dat we samen een geheimpje hadden.

Die zaterdagmorgen bereed ik Touchy opnieuw, maar Mackie had Tremayne opgebeld om te zeggen dat ze zich niet lekker voelde en kwam niet opdagen, maar zij en Perkin verschenen wel in de keuken bij het ontbijt, hij op een ontzettend bezitterige manier met een arm om haar schouders geslagen.

'We wilden je iets vertellen,' zei Perkin tegen Tremay­ne.

'O ja?' Tremayne zat in wat paperassen te snuffelen.

'Ja. Let nu even op. We verwachten een baby.'

'Dat denken we,' zei Mackie.

Tremayne was er meteen met al zijn aandacht bij en duidelijk opgetogen. Omdat hij geen over-demonstratief man was, sprong hij niet op om hen te omhelzen, maar hij snorde letterlijk in zijn keel als een kat en sloeg met zijn vuist op tafel. Zoon en schoondochter hadden geen moeite de tekenen te lezen en leken ingenomen met zich­zelf. Ze namen plaats aan tafel, dronken koffie en bere­kenden dat de geboorte in september zou plaatsvinden, maar van de datum waren ze niet helemaal zeker.

Mackie wierp mij een verlegen glimlachje toe, dat Per­kin haar vergaf. Elk van hen beiden leek meer verliefd op de ander, meer ontspannen, alsof de eerdere mislukte pogingen een kind te verwekken een zekere spanning tussen hen teweeg had gebracht, die nu was verdwenen.

Na alle opwinding werkte ik de hele ochtend weer aan de knipsels, niet versterkt door koppen koffie van Dee-Dee, die zaterdags niet werkte. Gareth was naar de zaterdagse schoolles en had een tweede boodschap op het me­dedelingenbord geprikt - VANMIDDAG VOETBALLEN - terwijl hij het 'TERUG OM TE BIKKEN' had laten zit­ten.

Tremayne nam, mopperend dat er nog steeds geen races waren, zelfs niet op de televisie, de saga van zijn jeugd met mij op de band op, tot de keer dat hij voor het eerst met zijn vader naar een bordeel was geweest.

'Mijn vader wilde geen ander hebben dan de madam en die zei dat ze langgeleden ermee was opgehouden, maar uiteindelijk was ze hem toch terwille. Onweerstaanbaar, die gekke oude charmeur.'

Die avond maakte ik voor ons drieën lamskoteletten, erwtjes en aardappelen in de schil klaar en zondagsmor­gens kwamen Fiona en Harry naar de stal om hun paar­den te zien en na afloop met Tremayne een glaasje te drinken in de familiezitkamer. Nolan kwam met hen mee, maar Lewis niet. Een tante van Harry, eveneens een mevrouw Goodhaven, kwam met hen mee. Mackie, Per­kin en Gareth kwamen erbij zitten als gold het een nor­maal ritueel.

Mackie kon het grote nieuws niet voor zich houden en Fiona en Harry omhelsden haar, terwijl Perkin een ge­wichtig gezicht trok en Nolan halfhartige gelukwensen uitte. Tremayne opende een fles champagne.

Omstreeks diezelfde tijd stuitte een jachtopziener in een eenzaam bosperceel op vijftien kilometer afstand op wat er over was van Angela Brickell.